De zwaar zoemende ventilator van een bakkerij blies de lucht van heerlijk versgebakken brood. Vijftig jaren vielen weg. Ik ben bij Opoe en Opa op de boerderij. Opoe heeft deeg gekneed en de gevormde broden liggen nu netjes op de wan, waarover eerst een geruite doek is gelegd, die met meel is bestrooid.

Intussen is opa bezig met houtbossen de oven heet te stoken. Als het zover is, komt hij en dan dragen ze samen de wan naar het bakhuisje. Voorzichtig worden de broden nu in de oven gelegd. De deur wordt goed afgesloten en afgedekt om de warmte er in te houden.
Ongeduldig wacht ik op het moment dat de broden gaar zijn. Heerlijk ruikt dat verse brood. Als het een beetje snijdbaar is, krijg ik van Opoe een nog warme snee met boter en suiker. Lekker smaakt dat! Vorige keer was het nog lekkerder. Toen had Opa net honing uit de korven gehaald en kreeg ik dat er op. (als ik eens kwam en het brood was dan zo’n acht dagen oud, nee dan had ik geen zin).

Ik zie me daar nog zitten in de boerenkeuken aan de ronde, geschuurde tafel, met mijn rug naar het raam. Recht tegenover me de bedstede met de groene gordijnen. Daarnaast de potkachel met de plaat waarop je zo heerlijk je koude voeten kon warmen. Want die had ik nogal eens, klein mager ding dat ik toen was. In de rechtermuur de glazenkast met daarnaast de tuit emmer met water uit de put.

Een stoppende auto brengt me terug in de werkelijkheid. De bakker begint zijn bestelauto te laden om de broden te gaan bezorgen, ook bij de boerderijen. Wel een heel andere tijd nu!

Alie Niessink-Ribbers.   Alie Niessink- Ribbers was mijn moeder.
Martha.